1. Laat de plakjes bladerdeeg 10 minuten ontdooien op het aanrecht.  Stop de rozijnen in een kommetje, giet hier water dat net van de kook af is overheen, en laat 10 minuten wellen. Verwarm ondertussen ook de oven voor op 200 graden (180 hete lucht) en bekleed een bakplaat met bakpapier.
2. Schil de appels, verwijder de klokhuizen en snijd in blokjes van 1×1 cm. Zelf vind ik dat een grove rasp ook prima werkt en gaat eigenlijk razendsnel. Druk geraspte appel wel even uit met de hand, ivm overtollig sap. Stop daarna in een grote mengkom.
3. Giet de gewelde rozijnen af en voeg toe aan de appel. Voeg 3 eetlepels suiker + 1 theelepel gemalen kaneel toe en roer goed om.
4. Ik gebruik een deegpers (pastei vorm) om nette, compacte appelflappen te maken. Gebruik de onderkant van de vorm om uit elk vierkantje deeg een rondje te snijden. Leg dit rondje op de deegpers en bevochtig de rand met je vinger en een beetje water. Leg hier een flinke eetlepel van het geraspte appelmengsel op en druk de deegpers dicht. Niet te hard, want dan knijp je het deeg helemaal stuk!
5. Leg de appelflappen op de bakplaat, niet te dicht op elkaar svp. Klop vervolgends het ei los en bestrijk hiermee de bovenkant van het bladerdeeg. Meng de overgebleven eetlepel suiker + theelepel kaneel met elkaar en bestrooi de lappen met de kaneelsuiker. Bak de appelflappen vervolgens af in de oven ,gedurende 15-20 minuten of tot goudbruin.

Eet smakelijk!

Groetjes, Betty